Het klagen van de schone helmenmakersvrouw
Ernst van altenaEens jong en schoner dan de dagen
Sinds lang al afgeleefd en grauw
Hoorde ik onlangs bitter klagen
"Mijn jeugd geveld, vergaan, verslagen
Ay! Lage ouderdom waarom
Mij valt dit lot wel zwaar te dragen
Welhaast breng ik mijzelve om
De vrijdom, die schhonheid mij gaf
Over de klerken en prelaten
Nam Gij met zware tol mij af
Eens minde men mij bovenmate
Geen man die mij niet al zijn baten
Zou laten voor een liefdesspel
Wat ze aan boeven en piraten
Niet zouden afstaan, kreeg ik wel
Ik weigerde zo menig man
En nog doet mij dat leed van binnen
Helaas, een sluw, laaghartig man
Vermocht het slechts mijn hart te winnen
Vrijgevig schonk ik hem mijn minne
Mijn hete kussen ongeteld
Maar niet dan kwaad was hij van zinne
Hij minde mij slechts om mijn geld
Hoe heeft hij mij vertrapt, verwond
En voortgesleurd, gebeuld, geslagen
Maar als hij dan weer voor mij stond
En om mijn liefdesgunst kwam vragen
Wist ik mijn pijnen licht te dragen
Begerig kroop hij in mijn bed
En nog meer schaamte kwam mij plagen
De vunzigaard, hij was besmet
Alleen bleef ik, grijs, oud en teer
Hij stierf al dertig jaar geleden
De tijd van vroeger keert niet weer
Helaas! Want pover is het heden
Als ik nu schouw onder mijn kleden
En dan mijzelve naakt zie staan
Verdroogd, vermagerd, krom van leden
Dan breekt de woede in mij baan
Waar bleef het heldere gezicht
Dat glanzend voorhoofd zonder voren
Die lange haardos, blond en licht
Die blik, schoon als het morgengloren
Waarmee ik ieder kon bekoren
En waar die neus, noch groot noch klein
Die ronde kin, die kleine oren
Die lippen rood als karmozijn
Die kleine schouders, rond en rank
Die ferme borstjes tussenbeien
Die armen blank en heupen slank
Geschapen voor het spelemeien
Met liefdes loze lokkernijen
Het zacht gewelfde venusduin
Dat daar, gesteund door zware dijen
Te wachten lag in speelse tuin
Het voorhoofd rimpelig en vaal
De kin verdubbeld, dof de ogen
De lokken grijs, de wenkbrauw kaal
De blik die kooplui heeft bedrogen
Vervallen zonder mededogen
De neus gekromd, behaard het oor
De mond waarvoor eens mannen vlogen
Nu droog en bloedeloos en goor
Van mens'lijk schoon is dit het end
De armen kwabbig-dikke bonken
Een bult die rug en schouders schendt
De venusglooiing diep verzonken
De heupen vormeloze schonken
Verflensd de eens zo fiere borst
De dijen waar ik mee mocht pronken
Vergaan als uitgedroogde worst
En zo betreuren wij de tijd
Wij zitten daar als oude teven
Scheef als een sprokkeltakken-mijt
Vlak bij het strovuur nog te beven
Een strovuur ja, zo was ons leven
Snel vlamde 't op, snel vlood het heen
Eens heeft het ons veel schoons gegeven
Ach, zo vergaat het menigeen"
Mais ouvidas de Ernst van altena
ver todas as músicas- Grafschrift Van Villon (ballade Van de Gehangenen)
- Ballade Zijnde Een Goede Levensles Voor Hen Die Een Slecht Leven Leiden
- Ballade Van de Dames Uit Vroeger Tijden
- De Sleur
- Ballade Tot Slot
- Epistel Aan Mijn Vrienden
- Vader
- We gaan gelukkig dood
- Ballade Zijnde Een Verweerdicht Tegen Franc Contier
- Het Klagen Van de Schone Helmenmakersvrouw
- Rondeel Op de Dood
- Ballade En Bede
- Ballade Van de Kleinigheden
- Ballade Van de Lastertongen
- Ballade Van de Mollige Margot
- Ballade Van Het Concours Te Blois
- Onder de Make-up
- Ballade Om Genade