De mannen zijn zo slecht nog niet
Leoni jansenMaar ja, ze was tenslotte achttien en dan wil je wel eens wat
Dus stond ze op een zomermorgen met zo'n bordje met 'Parijs'
Nog wat onwennig langs de snelweg voor haar eerste grote reis
Na bijna anderhalf uur stopte er een wagen
En voor ze nagedacht had was ze ingestapt
Nou, de chauffeur deed ook geen moeite wat te vragen
Dus die had zeker haar bestemming al gesnapt
Zo zaten ze een tijdje naast elkaar te zwijgen
Totdat hij plots'ling zei: "Ben je alleen op reis?"
Onmidd'lijk voelde ze zichzelf de kriebels krijgen
Ze dacht: "Die wil wat en dat wil ik voor geen prijs
Maar als hij aan me durft te komen ga ik gillen
En als hij verder gaat, dan ga ik ook nog slaan"
Maar hij deed niks, hij zei alleen: "Ik moet naar Lille
En dat is Rijssel, mocht u soms geen Frans verstaan"
Om zich vervolgens te gaan wijden aan een lange monoloog
Over zijn liefde voor zijn vrouw, dat zat hem blijkbaar nogal hoog
En toen ze hem bij 't afscheid dankte voor de lift en het gesprek
En hem spontaan een dikke zoen gaf, bloosde hij tot in zijn nek
Waarmee maar weer eens is bewezen, zo u ziet,
De mannen zijn zo slecht nog niet
Haar moeder had nog zo gezegd: "Jij in je eentje in zo'n tent
Dat vraagt gewoon om aangerand te worden door een dronken vent
Die na een hele avond zuipen in zo'n smerig Frans cafe
Op weg naar huis denkt: "Kom, dat meissie daar, dat pik ik effe mee" "
Maar op de camping heerste een vertrouwde drukte
En toen ze goed en wel haar tent had opgezet,
Wat overigens pas na lang proberen lukte,
Ging ze doodmoe maar zonder zorgen naar haar bed
Ze hing haar bovenkleren netjes aan een knaapje
Kroop in haar slaapzak en vertrok naar dromenland
Maar na een halfuur schrok ze wakker uit haar slaapje
Want er was kennelijk iets vrees'lijks aan de hand
Een mannenstem riep Franse dingen door haar dromen
Terwijl een mannehand eerst aan haar voeten zat
En daarna wenkte om naar buiten toe te komen
Ze dacht: "Ach moeder, je hebt toch gelijk gehad"
Maar het bleek enkel maar, dat ze haar tent niet goed had vastgezet
Het had met haringen van doen, die heten in het Frans 'piquet'
Ze gingen samen aan het werk, het was in een kwartiertje klaar
En daarna kuste hij haar hand en zei alleen nog maar "Bonsoir"
Waarmee maar weer eens is bewezen, zo u ziet,
De mannen zijn zo slecht nog niet
Haar moeder had nog zo gezegd: "Die Franse jongens, nee, ach gad,
Ik heb er niks op tegen, maar ze denken enkel maar aan dat
Nou ja, je weet wel, en al weet je met jeweetwel best wel raad
Het is zo jammer, dat het altijd enkel om jeweetwel gaat"
Dus in de overvolle dancing van het stadje
Dacht ze voortdurend: "Meisje, hou je hoofd er bij"
En als zo'n knulbegon te fluisteren van: "Schatje"
Dan zei ze nuftig: Had u het soms tegen mij?"
Dat was een middeltje, dat prima bleek te werken
Want voor een kat zijn al die Fransen als de dood
Tot ze belandde in de zweterige vlerken
Van een viriele jongeheer, genaamd Jean-Claude
Die gaf geen krimp op al haar spitse Franse zinnen
Die drong zich enkel maar heel dicht tegen haar aan
Totdat ze dacht: "Nou ja, je kunt niet blijven winnen
Jammer voor moeder, maar ik laat me maar verslaan"
En samen met Jean-Claude verliet ze toen het etablissement
Innig omstrengeld schuifelden ze in de richting van haar tent
Helaas bleek daar, dat hij haar verder weinig meer te bieden had
Want voor een diepergaand gesprek bleek hij uiteind'lijk veel te zat
Waarmee maar weer eens is bewezen, zo u ziet,
De mannen zijn zo slecht nog niet
Haar moeder had nog zo gezegd: "Het treft natuurlijk niet zo fijn
Maar als jij t'rugkomt is er kans, dat wij net op vakantie zijn
Mocht dat zo wezen, ga dan naar Oom Karel, want die weet er van
Beloof me, dat ik ook wat dat betreft op je vertrouwen kan"
Nou, inderdaad, toen ze terugkwam na zes weken
Trof ze geen mens en ook geen mallemoer meer thuis
En dus, gehoorzaam als ze steeds al was gebleken,
Begaf ze zich op weg naar Ome Karels huis
En stond daar even later dapper aan te bellen
Hoewel haar hart luidruchtig klopte in haar keel
Want ze wist niet of hij het wel op prijs zou stellen
Jij leek zo'n stijve, stugge man. Ja, wist zij veel!
Gelukkig bleek van stugheid helemaal geen sprake
Oom Karel toonde zich onmidd'lijk blij verrast
En voor ze goed en wel haar jasje los kon maken
Had hij haar al, laten we zeggen, stevig vast
Natuurlijk stribbelde ze tegen, maar dat lukte niet zo lang
Toen lag ze languit op de harde cocosloper in de gang
En Ome Karel bleek een man, maar Ome Karel bleek ook slecht
Jaja, dat komt ervan, wanneer je altijd doet wat moeder zegt.