De kluizenaar
Willem vermandereschart de vlooien van uwe kop, geen tijd niet meer te verspelen
kruipt uit uwe slaapkazak en geeft den hond te vreten
vu1 terstond de kattebak en de goudvis niet vergeten
Daar staat water in het vat, wat zou je nog durven klagen
spek en bonen ruwgeschat, voor zeven maal zeventig dagen
boter en kaas en pijpkaneel en kasten vol zaligheden
daar is versgemalen meel, g'hebt wisten om te kneden
Je sterft niet den hongerdood, te vroeg voor uw zes planken
drie vier weken water en brood, 't zal u deugddoende verslanken
drinkt uw rozebottelthee, om fantasmen te vermijden
geen late voetbal op TV en geen films van stoute meiden
Komkom j' overleeft dat wel, niet kriepen en niet zagen
drie vier weken vrijgezel, dat is nog geen veertig dagen
hemden strijken probeer het maar, en daaglijks sokken wassen
gezegend zij de kluizenaar, zonder martelaarsgrimassen
en tenslotte schrobt en dweilt en schikt uw paperassen
beseft hoe dat 't hier reilt en zeilt, wordt eindelijk volwassen
dooft de vuren voor de nacht, vergrendel deuren en ramen
kruipt onder uwe schapevacht, en bidt Deo Gratias amen