Mijne jezus is nen jood
Willem vermanderemijnen hoed is nen tiroler en mijn vest is Canadees,
'k eet spagetti uit Italië en uit de Wolga kaviaar,
mijne koffie uit Brazilië, mijn kalebasse uit Zanzibar.
Daarom zingen w' al maar meer, zingt heel Vlaanderen dit refrein,dat er hier vele, veel te vele, te veel vreemdelingen zijn.
Mijn koekoeksklok uit Zwitserland, mijn broek uit Bangladesh,mijnen trommel komt uit Korea, mijn sandalen uit Marrakesj,en Arabisch zijn mijn cijfers, maar Latijn mijn alfabet,onze mythes Babylonisch, joods en Grieks van A tot Zet.
W' eten vijgen uit Turkije en bananen uit Kameroen,
mijne voetbal komt uit China, 'k kocht ne velo in Moeskroen,onze zalm vers uit de fjorden en uit Bourgogne onze wijn,onze whisky komt uit Schotland, witte bonen van Albert Heijn.
Mijn servies komt uit de Xenos en uit Ikea den dressoir, mijne laptop komt van Taiwan, van de C&A mijnen peignoir,'t ebbenhout van mijn klarinette uit het donkere Afrika en 'k zou geiren nog ne keer trouwen met een meisk' uit Zambia.
En den djembé komt uit Kongo, uit Australië den boemerang, den balalaika recht uit Moskou en uit Rome ons kerkgezang, mijn gitare is Arabisch, Spaans model, made in Japan,en mijn nieuw katoenen hemdje komt recht uit Oezbekistan.
W' eten dadels uit Tunesië en straffe peper uit Senegal, kan Sint-Sixtus ons niet helpen, drinken w' hier dus maar Orval, kokosnoten uit Ivoorkust, zoete mangos uit Bangui en patatten uit Patagonië, en couscous uit Tripoli.
Onze poetsvrouw komt uit Polen, onzen tuinman is nen Brit, onze kok komt recht uit Hongkong, uit Sinaai den babysit, de verpleegster draagt nen hoofddoek, de kinesist dat is ne Moor, onzen dokter komt uit India en uit Kinshasa meneer pastoor.
Onzen trainer is van Kroatië, den beste spits is Braziliaan en de rest, al de tien andere, één voor één Ivoriaan, we zijn fier te meugen zingen, absoluut ongegeneerd, lang lang leve onze koning, uit Saxen Coburg g'importeerd.